Interview Herman van Veen
Een gast die we in De Werf altijd graag zien komen, is de Nederlandse legende Herman van Veen. Een gewone bio vind je op Wikipedia, maar hieronder vertelt hij graag zelf over zijn leven en werk. lees je mee?
Ben geboren in de oorlog. Mijn jeugd stond in het besef dat we een kans hadden. De opdracht: vrede op aarde en in de mensen een welbehagen.
Mijn vader had de oorlog door God voorkomen willen zien worden. Hij had zich verlaten gevoeld. Mijn opa zei: ‘maar Jan, de ménsen hebben die oorlog gevoerd’. Ze zijn daar nooit uitgekomen.
Wat voor mijn opa een geloof was, en voor mijn vader een verlatenheid, is voor mij een verhaal. Een verhaal waaruit je kunt putten, dat laat zien hoe mensen dachten en denken, hoe het leven was, is en zal zijn. Opa vertelde mij het leven op zijn manier, papa ook, en Annie M.G. Schmidt zus en Bach weer zo. Daar moet ik het mee doen. Ik put troost en houvast uit mijn herinneringen.
Als het slecht met mij gaat, mag ik daar graag aan denken. Aan de vrede die mijn grootouders vonden in God. Dat geeft mij ook rust. Net als een bepaalde lichtval die me doet denken aan het licht vroeger bij ons in de straat; dat is een goed licht. Of het geluid van mijn vader die aan komt lopen, terug van de zaak. Fluitend, met zijn kistjes aan - tegen het slijten van de zolen werd er ijzer tegenaan geslagen – klats, klats.
Papa komt eraan! Ik vind houvast in dit soort herinneringen. Aan mensen, kleuren, muziek, natuur. Het verschillige van de natuur vind ik ongelooflijk. Het is er gewoon, onvoorwaardelijk.
Mijn ouders zijn vrij kort na elkaar overleden. Ik wist niet hoe ik daarmee om moest gaan. Ik zat op zolder, en ik keek naar mijn handen, die zo op de handen van mijn vader lijken, heb ze gevraagd: wat zouden jullie nu gaan doen? En iets heeft mij gezegd: schilderen. Het is een groot cadeau. Ben vaak onder de mensen, en dit is het omgekeerde, de achterkant bijna. Als ik schilder, ben ik alleen, met licht en muziek. Vind zo rust.
Voor elke voorstelling volg ik een patroon. Het uitpakken van mijn viool is daar een belangrijk onderdeel van. Als ik de koffer open, praat ik eerst even met ‘m. Hoe is het nou met je? Niet te koud gehad in de achterbak? Doe ik de kinhouder eronder, stem de viool, en hars de stok. In de koffer ligt ook een bidprentje van Maria met de woorden ‘Protegez nous’ – bescherm ons. Dat krijgt een kus. Dat prentje is een herinnering aan een bijzondere vrouw, een vogeltje op mijn schouder.
Ben nu bijna 80. Het lijkt erop dat ik ook ooit doodga, maar ben er nog niet geheel en al van overtuigd. Ik weet dat er wellicht een einde aan komt, maar het is een nieuwsgierigheid waar ik nog niet aan toe wil komen.
Nee, ben nog niet aan het afbouwen. Dat ik doorga, heeft te maken met een fascinatie voor het ambacht, en nieuwsgierigheid naar het leven. Je gaat toch geen voorjaar willen missen?
(tekst: Ingrid Verbraeken)