Interview met Willem Ardui
Willem Ardui (uit te spreken op z'n Frans, 'ar-duu-wie’) begon als kind met viool maar ontdekte al snel dat hij z’n gevoelens beter kwijt kon in zelfgeschreven liedjes met gitaarbegeleiding. Van puberemoties over Griekse mythen tot de grote vragen van het leven: Willems muziek is intiem maar diepgeworteld. We spraken met hem over zijn innerlijke octopus en andere uitdagingen van het artiestenbestaan.
Wanneer ben je begonnen met muziek?
Mijn overgrootvader was componist en sindsdien speelt iedereen in m’n familie wel één of ander instrument. Die slingerden dan ook altijd rond in huis: gitaar, viool, piano… Ik speelde vaak ‘luchtviool’ telkens er thuis klassieke muziek draaide en dus werd ik op m’n vijfde naar de vioolles gestuurd. Dat deed ik heel gedreven, ik startte zelfs met het eerste jaar jazzviool aan het conservatorium. Maar als tiener ontdekte ik dat ik die hele resem aan puberemoties niet kwijt kon op viool alleen. Ik begon gitaar te spelen en liedjes te schrijven, want daarmee kon ik veel beter mijn verhaal vertellen. Ik voelde al heel snel dat dit was wat ik wou doen.
Het leven als artiest is niet altijd gemakkelijk. Wat zijn voor jou de grootste uitdagingen?
Je gooit je met al je passie in een project en je hebt er alles voor over – ook financieel – om van je passie je job te kunnen maken. Helaas profiteren instanties zoals streamingdiensten en labels daar vaak van, terwijl jij gewoon eerlijk je geld wil verdienen. Rijk zal ik er misschien niet van worden, maar tot nu toe lukt het me om te leven van mijn muziek. De sleutel tot succes is dat ik een brede waaier van opdrachten aanvaard. Ik werk niet alleen aan blackwave. en mijn soloproject, maar produceer ook voor andere artiesten, schrijf muziek voor films, reclame en zelfs modeshows. Mijn jeugdige ambitie om de wereld te veroveren heb ik losgelaten, maar ik voel nu meer dan ooit de waarde van het kunnen creëren en delen van muziek. Als ik dat gewoon kan blijven doen, ben ik een gelukkig man!
‘Op mijn soloalbum heb ik
àlle instrumenten zelf ingespeeld.’
Waarom moeten mensen een ticket kopen voor jouw concert?
Op mijn soloalbum heb ik alle instrumenten zelf ingespeeld. Dat is live natuurlijk onuitvoerbaar, maar ik ga toch heel wat tegelijk doen: terwijl ik zing en gitaar speel, bedien ik de elektronica die effecten op mijn stem zet en de drums bestuurt via een sampler. Mijn broer Henri is toetsenist en speelt trompet. We halen beide onze ‘innerlijke octopus’ boven (lacht). Dat zorgt voor een leuke speelervaring voor ons en tegelijkertijd ook voor een leuke kijkervaring voor het publiek. Mijn nummers zullen in een ander jasje zitten dan op de plaat: intiemer, warmer, winters. Zo wordt het concert, waarbij je gezellig dicht tegen elkaar kunt kruipen, de ideale valentijnsdate. Mijn Nederlandstalige nummers gaan vaak over de liefde en andere sleutelmomenten in het leven.
Waar haal je, naast de liefde, nog inspiratie uit?
Mijn teksten, die ik zelf schrijf, zijn voor mij even belangrijk als de muziek. Ik heb acht jaar aan dit album geschreven; het was een lange reis langs grote vragen en existentiële thema’s. Ook donkere periodes uit mijn leven ga ik niet uit de weg. Ik stel in mijn nummers veel vragen, maar die worden niet allemaal beantwoord. Naast deze autobiografische insteek ben ik, door Grieks-Latijnse te volgen in de middelbare school, heel geïnspireerd door de antieke mythes en sagen. Het intrigeert me dat die iconische verhalen na duizenden jaren nog steeds relevant zijn en ik verwerk ze dan ook graag in mijn nummers.
Ik ken Caspar Auwerkerken nog niet, maar ik weet uit ervaring dat andere artiesten ontmoeten zowel voor als achter de scène vuurwerk kan geven! Ik kijk er dus naar uit om hem te ontdekken en met hem het podium te delen.
‘Kruip gezellig dicht tegen elkaar,
zo wordt dit intieme concert
de ideale valentijnsdate.’